Interview met Mark Koehler

Amsterdam – 3 oktober 2024

“Het is mijn rol om clichés te doorbreken, opdrachtgevers uit te dagen om out of the box te denken, zo leggen we de lat steeds hoger.”

Oprichter van Marc Koehler Associates, Project manager en Senior architect.

Hoe zie jij de relatie tussen goede architectuur en community building, en hoe heeft dit zich de laatste jaren ontwikkeld?

Communities kun je niet creëren, communities ontstaan door condities te creëren waar mensen elkaar spontaan tegenkomen. Denk aan ruimtelijke verbindingen en looproutes waar bewoners elkaar passeren of plekken waar je wilt verblijven. Daarnaast kunnen onverwachte plekken in het gebouw je verrassen, waardoor je even stilstaat en dit een aanleiding geeft om een praatje te maken, bijvoorbeeld een bijzondere tuin, een kunstwerk, een Bringme Box voor de post, een lekkere kop koffie of een prachtig uitzicht. Deze fysieke knooppunten zijn als het ware verbindingen in een groter netwerk. Hierdoor is de kans groter dat je spontaan met elkaar in contact komt, dat heet ‘serendipity.’ Het ontwerpen van deze condities zie ik als goede architectuur.

Het verschil zit vaak in kleine details. Een woongalerij van 1,50 meter breed in plaats van 1,20 meter geeft genoeg ruimte om een klapstoel en een plant neer te zetten. Dit lijkt misschien een klein verschil, maar bepaalt ook of mensen comfortabel langs elkaar heen kunnen lopen zonder zich ongemakkelijk te voelen. Als dit op een gemakkelijke manier kan, is de kans groter dat je elkaar even aan kijkt en groet, zonder geforceerd je ogen op de grond te moeten houden om niet tegen elkaar op te botsen. Zo respecteer je de ruimte én de persoonlijke ‘bubble’.

Het gaat over wat ik noem ‘love details’, de manier waarop de ruimte gemaakt, gematerialiseerd en vormgegeven is. Als er door ontwerpers en bouwers liefde in een ontwerp is gestopt, dan is dat een soort ‘good karma’ die je ook weer terug voelt. Waarom zijn jaren ’30 woningen zo populair zijn? Door de details als houten voordeuren, koperen deurklinken, mooie daklijsten en ornamenten. Deze liefde voor detail creëert een gevoel van warmte en welkom, metselwerk en handgevormde bakstenen in plaats van industrieel geproduceerd. Wanneer een gebouw met veel zorg en liefde is ontworpen en afgewerkt, ervaren bewoners dit en voelt men zich thuis.

Een andere belangrijke overweging is het vermijden van over-ontwerpen. In plaats van een strikte ‘top-down’ benadering, waarbij alles al van tevoren is vastgelegd, zou een ruimte moeten uitnodigen tot personalisatie en co-creatie. Dit betekent dat een woonruimte geen ‘hotel’ moet worden, maar een plek die ruimte biedt voor persoonlijke invullingen. Denk aan een mix van vintage en nieuwe objecten, kunst, planten, en textiel. Zo ontstaat een ruimte die is gegroeid en is gevormd door de bijdragen van de bewoners zelf. Dit versterkt het huiskamergevoel, in plaats van een steriele, commerciële ruimte.

In mijn eigen huis, een ‘Super Loft’, zie je dit terug. Het is een open betonnen ruimte, maar door kunst en zorgvuldig gekozen persoonlijke elementen zoals een Portugees natuurstenen keuken, een vloerkleed gekocht op de Rietveld academie afstudeershow, een Strip sofa van Arflex uit 1977 en grote planten wordt het een warme en menselijke plek. Door het open design creëer je flexibele ruimtes die niet hermetisch zijn ontworpen, maar ruimte bieden voor “curatie” en aanpasbaarheid.

Moderne technologieën zoals 3D-printen kunnen ook helpen om de voordelen van handgemaakt werk te combineren met industriële productie. Dit noemen we ‘Digital Craft’. Door gebruik te maken van digitale fabricagetechnieken kunnen we unieke, persoonlijke items creëren die de kilte van massaproductie doorbreken. Dit zorgt voor een balans tussen functionaliteit en esthetiek, waarbij de ruimte nog steeds warmte en leven uitstraalt.

Het draait dus echt om het creëren van netwerken van ruimtes die ontmoetingen mogelijk maken, het zorgen voor goede verhoudingen en akoestiek om sociale frictie te voorkomen en het investeren in details en persoonlijke invullingen om een warme, uitnodigende sfeer te creëren. Het gaat om het vinden van de juiste balans tussen technische precisie en menselijke betrokkenheid, waarbij de ruimte uitnodigt tot interactie en persoonlijke expressie.

Co-Living
Afbeelding: ‘Super Loft’, open betonnen ruimte, maar door kunst en zorgvuldig gekozen persoonlijke elementen een warme en menselijke plek.

Wat is de invloed van Marc Koehler Architects op de manier waarop dit soort locaties ontworpen worden?

Het is mijn rol om clichés te doorbreken, opdrachtgevers uit te dagen om out of the box te denken, zo leggen we de lat steeds hoger. In elk project neem ik deze rol op me. Dit is niet altijd de leukste rol: Mensen vinden je soms vervelend of irritant omdat je continu bezig bent hoe dingen nog beter, duurzamer, spannender te maken. Daarom zijn wij niet voor elke opdrachtgever geschikt, maar alleen voor ambitieuze partijen die écht onderscheidend willen zijn en nieuwe proposities willen creëren. Dit zijn niet alleen gebouwen die relevant zijn voor nu, maar ook voor morgen. Wij zijn niet mainstream, wij zijn forward thinking!

Een goed voorbeeld hiervan is het project MaMa Poppies, waarbij we een creatieve oplossing vonden voor een financiële uitdaging door een extra verdiepingsvloer te creëren in een horecagelegenheid. We lieten de vloer 60 centimeter zakken, waardoor er ruimte ontstond voor een mezzaninevloer en we drie extra woningen konden creëren. Dit was een radicale ingreep die niemand had verwacht, maar het zorgde ervoor dat het project financieel haalbaar werd. Dit soort disruptieve bijdragen brengen vaak weerstand met zich mee, vooral van de uitvoerende kant, zoals projectbouwmanagers en aannemers. Toch ben ik ervan overtuigd dat zulke ingrepen soms de enige manier zijn om een probleem echt op te lossen.

In een ander project, Robin Wood, werden we geconfronteerd met stijgende rentelasten, bouwkosten inflatie en aanpassingen in de wetgeving voor het middenhuursegment. Dit maakte het noodzakelijk om een radicale ‘value engineering’ door te voeren, waarbij ik zelf het initiatief nam om mijn eigen ontwerp te herzien. Oftewel, ‘kill your darlings’. Hoewel dit veel weerstand opriep bij samenwerkingspartners, bespaarde het uiteindelijk miljoenen. Dit soort beslissingen worden me niet altijd in dank afgenomen, maar uiteindelijk zijn alle betrokkenen blij als we het project tot een goed einde brengen.

Over het algemeen zie ik vaak dat processen inefficiënt verlopen omdat keuzes niet integraal worden genomen. Er heerst nog te vaak een hiërarchische structuur, waarbij de architect alleen verantwoordelijk is voor het ontwerp en de ontwikkelaar of aannemer voor de rest. Omdat ik zelf projecten ontwikkel geloof ik sterk in horizontale samenwerking, waarbij alle betrokken partijen, van ingenieurs en bouwmanagers tot opdrachtgevers en gebouwbeheerders, regelmatig samenkomen om beslissingen te nemen. Door deze aanpak kunnen we sneller en efficiënter werken, en voorkomen we dat projecten vastlopen in eindeloze herzieningen.

De rol van de architect is in de loop der jaren veranderd. Waar de architect vroeger de spil in het bouwproces was, is deze rol tegenwoordig gefragmenteerd. Dit leidt tot inefficiëntie en een gebrek aan overzicht. Ik probeer deze efficiëntie weer terug te brengen door me te verdiepen in alle aspecten van een project, van de financiële en technische kant tot aan de uitvoerbaarheid en het langetermijnbeheer van gebouwen. Deze integrale benadering onderscheidt mijn werk van de populaire rol van de architect als louter vormgever.

Helaas zie ik dat de architectuurmarkt steeds meer een supermarkt is geworden, waarin te veel architecten tegen te lage prijzen hun diensten aanbieden. Dit leidt tot een race naar de bodem, wat ten koste gaat van de kwaliteit en creativiteit. Dit systeem moeten we doorbreken. Ik pleit voor langdurige samenwerkingen tussen opdrachtgevers en architecten, waarin vertrouwen en wederzijds respect centraal staan. Alleen dan kunnen we echt toekomstbestendige, innovatieve projecten realiseren.

Afbeelding: Marc Koehler

Welke materialen zijn voor jou een must om een duurzame en toekomstbestendige locatie te creëren?

Wij denken niet in materialen, maar in ‘super systems’. Dit zijn circulaire systemen waarin materiaal, afval, energie, water, ecologie, mensen en kapitaal als stromen met elkaar verbonden zijn. Het afval van het ene gebouw kan bijvoorbeeld dienen als bouwmateriaal voor een ander gebouw. Afvalwater kan worden hergebruikt als grijs water voor irrigatie. Ook kan zonne-energie via een microgrid worden verdeeld onder bewoners en de buurt, en gekoppeld aan een batterij van elektrische auto’s. Dit soort hergebruik en integratie van systemen is voor mij de sleutel tot duurzame, toekomstbestendige gebouwen.

Op het gebied van materialen kiezen we zoveel mogelijk voor hernieuwbare, bio-based bronnen. Denk aan hout, vlasisolatie, schapenwol, strobouw, natuurlijke pleisterwerken, linoleum, marmoleum, en houten kozijnen. Deze materialen zijn niet alleen milieuvriendelijk, maar ook non-toxic en non-chemical. Dat betekent dat we geen olie gestuurde of chemische materialen gebruiken, maar puur natuurproducten, zoals natuurverf. Het vermijden van schadelijke stoffen is cruciaal in onze ontwerpen.

Daarnaast werken we uitsluitend met losmaakbare materialen en demontabele systemen. Dit betekent dat alles wat we bouwen, gemakkelijk uit elkaar te halen en opnieuw te gebruiken is. Wij zijn nu samen met Knauf flexibele wanden aan het ontwikkelen. Dit systeem stelt bewoners in staat om zelf binnenwanden te plaatsen of te verwijderen, zonder de bestaande vloeren of plafonds te beschadigen. Stel je voor dat je een kinderkamer wilt toevoegen; je kunt eenvoudig een extra wand plaatsen. Heb je die kamer later niet meer nodig, dan verwijder je de wand weer en vergroot je je woonkamer. Deze flexibiliteit geeft bewoners de vrijheid om hun woonruimte aan te passen aan hun veranderende behoeften. Dit creëert eigenaarschap en dat is een voorwaarde voor duurzame community building. We ontwikkelen de wanden met een systeem waarin stopcontacten flexibel geplaatst kunnen worden. Dit betekent dat je niet meer afhankelijk bent van vaste aansluitpunten, maar zelf ook kunt bepalen waar je stroompunten nodig hebt, wat de indeling van de ruimte nog flexibeler maakt.

Een belangrijke ontwikkeling is het schakelen van woningen. We ontwerpen bijvoorbeeld units van 35 m2 die kunnen worden samengevoegd tot grotere appartementen van 70 m2. Dit soort flexibiliteit is essentieel, omdat de vraag naar verschillende woningtypes in de toekomst kan veranderen. Zo wordt er al voorspeld dat er over vijftien jaar weer meer vraag zal zijn naar compacte gezins- en woon-werk appartementen in plaats van woningen voor alleenstaanden.

Tot slot ontwerpen wij plattegronden waarin meubels op verschillende manieren geplaatst kunnen worden. Zo zit je niet vast aan een plek voor je televisie omdat er toevallig een datakabel uit de muur komt, maar ben je vrij om je meubels te plaatsen waar je wilt. Dit zorgt niet alleen voor een flexibele woning, maar ook voor een plek waar je je écht thuis voelt. Ditzelfde geldt voor verlichting: In plaats van een vast lichtpunt boven de eettafel, kun je bijvoorbeeld een railsysteem met spots installeren, zodat je je eettafel overal kunt neerzetten.

De combinatie van flexibiliteit op het niveau van inrichting, indeling en schakelmogelijkheden maakt onze gebouwen toekomstbestendig en afgestemd op de behoeften van de bewoners, en betrekt de bewoner bij de ruimte, creëert eigenaarschap, een voorwaarde om te blijven en wortel schieten i.p.v. verhuizen. Een gezonde stad is een geaarde, ontstresste stad, waar men kan groeien en investeren in sociale relaties op lange termijn. Een flexibele huisvesting is voorwaardelijk.

Afbeelding: ‘Seasons’, Leidsche-Rijn, Utrecht

Je ziet steeds meer ontwikkelingen die worden gebouwd door middel van houtbouw. Wat is jouw ervaring hiermee en welke uitdagingen gaan daarmee gepaard ten opzichte van traditionele bouw?

Wij zijn momenteel bezig met verschillende grotere houtbouw projecten, waaronder gestapelde gebouwen tot tien verdiepingen hoog, en zelfs gebouwen van 50 meter. Houtbouw brengt enkele unieke uitdagingen met zich mee in vergelijking met traditionele bouwmethoden. Een van de uitdagingen is de dikte van het vloerpakket. Waar je bij traditionele bouwmethoden vaak een verdiepingshoogte van 3 meter hebt, moet je bij houtbouw vaak rekenen op een hoogte tussen de 3,05 en 3,15 meter, afhankelijk van het systeem dat je gebruikt. Dit kan betekenen dat je soms een volledige verdieping verliest als je te maken hebt met een maximale bouwhoogte.

Een andere uitdaging is de geluidsisolatie. Hout brengt specifieke uitdagingen met zich mee op het gebied van geluid, dit is allemaal goed oplosbaar, maar vraagt wel veel kennis en ervaring. Daarnaast is brandveiligheid ook een grote uitdaging. De kunst is om hout zo te ontwerpen dat het zichtbaar blijft, ook na het treffen van brandwerende maatregelen. Dit geldt ook voor houten gevels, die extra uitdagingen met zich meebrengen om ze brandveilig te maken, afhankelijk van de hoogte van het gebouw en de eisen van de gemeente.

Hout brengt echter veel voordelen met zich mee. Ten eerste is hout het bouwmateriaal van de toekomst. Beton is verantwoordelijk voor ongeveer 8% van de wereldwijde CO2-uitstoot, wat aanzienlijk meer is dan bijvoorbeeld de luchtvaart en scheepvaart samen. Als we echt iets willen doen aan de CO2-uitstoot, moeten we het gebruik van beton minimaliseren en houtbouw bevorderen. Hoewel beton nog steeds gebruikt wordt, bijvoorbeeld voor dragende wanden of vloeren, zie je een trend waarin beton steeds meer plaatsmaakt voor hout, zelfs in dragende constructies. Het voordeel is dat in hout CO2 wordt opgeslagen waardoor je goed scoort met milieu-impact berekeningen en carbon credits kan verhandelen als extra inkomstenbron.


Ten tweede is hout veel lichter dan beton, waardoor je niet alleen op transportkosten bespaart, maar ook op funderingskosten. Houtbouw is daardoor ook sneller en duurzamer. Deze snelheid en efficiëntie maken het mogelijk om de macht van traditionele aannemers te doorbreken, omdat houtbouw veel meer mogelijkheden biedt voor prefabconstructies, wat de bouwkosten verlaagt en de bouw veiliger maakt.

Het derde grote voordeel is de flexibiliteit van hout. In tegenstelling tot natte bouwmethoden zoals beton, waar je nauwelijks iets kunt aanpassen na de bouw, is houtbouw veel gemakkelijker aan te passen. Je kunt leidingen en plafonds eenvoudig aanpassen, wat het gebouw toekomstbestendig maakt. Deze flexibiliteit is cruciaal omdat we niet precies weten hoe onze woonbehoeften over 30 jaar zullen zijn.

Daarnaast zijn er nog andere voordelen van houtbouw, zoals het natuurlijke karakter ervan. Hout voelt zachter, menselijker en gezonder aan. Het reguleert vocht in de woning op een natuurlijke manier en draagt bij aan een betere akoestiek en geeft een aangenamere geur in huis. Dit draagt bij aan de ‘well being’ van de bewoners, zowel fysiek als mentaal.

Persoonlijk ben ik ook heel erg geïnteresseerd in hybride bouwmethoden, waarbij hout en beton gecombineerd worden. Beton is een prachtig materiaal met zijn eigen voordelen, en ik denk dat de toekomst ligt in een juiste balans tussen hout en beton. Dit betekent steeds meer hout gebruiken en steeds minder beton, terwijl we tegelijkertijd kijken naar ontwikkelingen in duurzamer beton.

Afbeelding: ‘MaMa Poppies’, Buiksloterham

Hoe zie jij community living over 5 jaar, en wat zullen de grootste veranderingen zijn ten opzichte van nu?

Als ik naar de toekomst kijk, zie ik een toenemende vraag naar ‘hybride blended communities’. Dit zijn plekken waar mensen kunnen gronden, zich thuis voelen, en waar ze op lange termijn kunnen blijven wonen en zich verder ontwikkelen. In mijn werk focus ik me sterk op het creëren van deze plekken, vaak als tweede huizen voor mensen die eerst in een co-living situatie hebben gewoond en daarna op zoek gaan naar een permanente woonplek. Dit is een enorme groeimarkt, vooral omdat het een relatief onontgonnen gebied is.

Wat mij vooral inspireert, is het idee dat verschillende generaties samenkomen in een ‘blended living concept’. Hierdoor ontstaat er ruimte voor diverse gezinssamenstellingen die elkaar ondersteunen. Denk bijvoorbeeld aan gescheiden ouders die in elkaars buurt willen blijven wonen, en co-parenting en regenboog gezinnen zodat hun kind een stabiele omgeving heeft. Of aan mantelzorgwoningen, waar grootouders dicht bij hun kleinkinderen kunnen wonen en toch hun eigen voordeur hebben. Dit soort woningen kunnen ook perfect functioneren als vriendenwoningen, waarbij vrienden samen een woning kopen of huren die uit meerdere kadastrale eenheden bestaat en dus splitsbaar is. Zo creëer je een soort ‘Friends House’, maar dan voor koop of huur.

Mensen willen graag op een plek wonen waar ze zich thuis voelen, een diverse en inspirerende omgeving met een gemengde community. Het gaat erom dat je niet alleen met leeftijdsgenoten samenleeft, maar ook kunt blijven en ouder worden in dezelfde omgeving, met perspectief op lange termijn. Daarom denk ik ook aan allerlei community diensten, zoals een gezamenlijke ruimte waar kinderen muziekles kunnen krijgen of waar buurtvergaderingen en kleine concerten kunnen worden georganiseerd. Denk aan een mobility hub waar je kunt knutselen, dingen opknappen, en waar je niet alleen je fiets kunt stallen, maar ook een plek hebt voor waar je sub’s en kano’s kan ophangen. Zo’n gebouw kan veel aan de community geven zonder dat het veel geld hoeft te kosten, als je er van tevoren goed over nadenkt. Stel je voor: een groentetuin met kippen en een geit op het dak. Het zijn deze kleine details die een grote impact hebben op het gemeenschapsgevoel.

Afbeelding: Voorbeeld plattegrond van een vriendenwoning

Wat zijn de grootste uitdagingen die je recent bent tegengekomen bij community living projecten, en gebruik je deze kennis voor toekomstige projecten?

Natuurlijk zijn er uitdagingen bij het ontwikkelen van community living projecten. Eén van de dingen waar ik me recent bewust van ben geworden, is de verbetering van woon galerijen. Wonen aan een galerij is kostenbesparend omdat je geen gangen hoeft te bouwen, maar het vraagt wel om aandacht voor de vormgeving. Dit is vaak één van de eerste dingen waarop wordt bezuinigd, terwijl het een ruimte kan zijn waar mensen verblijven en elkaar ontmoeten. Het integreren van buitenbalkons in de galerijen is een uitdaging, maar ik zie hier een groot potentieel.

Daarnaast denk ik veel na over ‘Active Design’, waarbij je mensen stimuleert om de trap te nemen in plaats van de lift. Door trappen op een aantrekkelijke manier te positioneren, bijvoorbeeld met uitzicht op de buitenruimte of een tuin, creëer je een beleving rondom de trap en motiveer je mensen om gezonder te leven.

Een andere belangrijke les die ik heb geleerd, gaat over groen integratie. In één van mijn recente projecten, MaMa Poppies, heb ik veel geleerd over wat wel en niet werkt. Zo is het cruciaal om bij de aanleg van geveltuinen en groene gevels specifieke kennis te hebben over de juiste bestrating en ondergrond. Dit bepaalt uiteindelijk of het water passeerbaar is en de planten goed kunnen groeien en bloeien. Idealiter ontwerpen we in de toekomst de hele bestrating en landschapsinrichting zelf, zodat we kunnen garanderen dat de gevels groen worden en blijven.

Bij het werken met houtbouw en groene gevels moet je rekening houden met onderhoud en brandveiligheid. Bepaalde houtsoorten, zoals hergebruikt Azobé, zijn zwaar en trekken krom, wat een uitdaging kan zijn. Zachtere houtsoorten kunnen ook goed werken, mits er voldoende ruimte is tussen de spankabels en het hout om te zorgen voor ventilatie en onderhoud. Het hout vergrijst natuurlijk, wat goed is, want schilderen is niet nodig.

Daarnaast zou ik op de begane grond geen houten gevels gebruiken maar kiezen voor robuustere, tijdloze materialen. Dit vereist minder onderhoud en zijn beter bestand tegen beschadigingen of vandalisme. Hier is het beter om voor robuustere, tijdloze materialen te kiezen die minder onderhoud vereisen en beter bestand zijn tegen beschadigingen.

Afbeelding: ‘MaMa Poppies’ woon-galerijen en buitenbalkons.

Hoe draagt het ontwerp bij aan het sociale karakter en welzijn van bewoners, en welke rol spelen bewoners hier zelf in?

De stad Amsterdam is voor mij echt een bron van inspiratie. Wat deze stad zo bijzonder maakt, is de culturele diversiteit en de manier waarop verschillende groepen mensen samenkomen in openbare ruimtes, zoals het Vondelpark of het Erasmuspark. Je ziet daar allerlei mensen, van Turkse families en Nederlandse hipsters tot gezinnen met kinderen en LGBTQ+-groepen, allemaal vredig naast elkaar picknicken en genieten van de ruimte. Het is heel fascinerend hoe harmonieus dit allemaal verloopt, ondanks de verschillende achtergronden en muziekvoorkeuren. De vraag die je je dan kunt stellen is: wat is het geheim achter deze dynamiek? Ik denk dat het te maken heeft met de ruimte die mensen hebben om hun eigen plek te kiezen en voldoende afstand te bewaren, gecombineerd met een hoge mate van tolerantie voor elkaar.

Dit concept van een ongedwongen interactie kan ook toegepast worden in de architectuur. Bijvoorbeeld bij het ontwerp van dakterrassen, lobby’s of entreehallen. Het gaat erom dat je plekken creëert waar mensen zich vrij voelen en flexibel kunnen omgaan met de ruimte. Dit kan door mensen zelf deel te laten nemen in het inrichten van de ruimte, waardoor er een gevoel van eigenaarschap en trots ontstaat. Daarnaast is het belangrijk dat de ruimte goed ontworpen is om irritaties te voorkomen, zoals slechte akoestiek of onvoldoende ventilatie. Goede routing, frisse lucht, en akoestische demping zijn écht cruciaal voor het welzijn van de gebruikers.

In mijn werk zie ik het integreren van natuur en landschapsarchitectuur steeds meer als een essentieel onderdeel van het ontwerpproces. Dit heeft me zelfs doen besluiten om mijn bureau te hernoemen naar ‘Marc Koehler Associates’, om aan te geven dat we breder kijken dan alleen architectuur. We bieden nu ook concept en vastgoed ontwikkeling, brand strategy, visual identity, interieur en landschapsontwerp aan, waarbij we al vanaf het begin van het ontwerpproces nadenken over de integratie van groen, duurzaamheid en community building.

Een ander belangrijk onderdeel van welzijn in gebouwen is de integratie van natuur. Het toevoegen van groen, zoals binnentuinen, daktuinen en geveltuinen, kan de temperatuur in de zomer met 7 à 8 graden verlagen en in de winter juist warmte vasthouden. Dit zorgt niet alleen voor een aangenamere omgeving, maar bevordert ook het welzijn doordat mensen de natuur kunnen horen en ruiken, wat automatisch een geluksgevoel opwekt. Het is belangrijk dat deze groene elementen niet beperkt blijven tot oppervlakkige toevoegingen zoals een kleine plantenbak in de lobby, maar dat er echt bomen en planten in volle grond worden geplaatst, zodat ze op natuurlijke wijze kunnen groeien en bloeien.

Wat betreft het ontwerpproces zelf, geloof ik sterk in een integrale aanpak. Dit betekent dat alle betrokkenen – opdrachtgevers, architecten, ecologen, bouwfysici, constructeur, installateur, aannemers, gevel-, houtbouwers en kostendeskundigen – vanaf het begin samen aan tafel zitten. Door dit te doen, kun je veel efficiënter werken en voorkom je dat je later in het proces alles opnieuw moet doen, wat veel tijd en geld kost. In plaats van steeds opnieuw te moeten vergaderen en herontwerpen, kun je met een goed doordacht plan in één keer raak schieten.

Het is belangrijk dat we de traditionele werkwijze, waarbij elk aspect van het ontwerp in afzonderlijke fasen wordt aangepakt, echt loslaten. In plaats daarvan moeten we streven naar een holistische aanpak waarbij we vanaf het begin alle kennis en expertise samenbrengen. Dit zorgt niet alleen voor een efficiënter proces, maar ook voor een beter eindresultaat waarin alle aspecten, van groenvoorziening tot bouwtechniek, perfect op elkaar zijn afgestemd.

Dit vraagt echter wel om sterke opdrachtgevers die bereid zijn om koers te houden, ook als het moeilijk wordt. Het is verleidelijk om bij tegenvallers of veranderingen in de markt alles opnieuw te gaan evalueren en aanpassen, maar vaak is het beter om koers te houden, de architect te laten sturen en het oorspronkelijke plan samen te vereenvoudigen. Dit voorkomt onnodige vertragingen en extra kosten. Uit de praktijk heb ik geleerd dat een integrale, consistente aanpak vanaf het begin essentieel is om tot succesvolle, duurzame projecten te komen.

Afbeelding: Dakterras van Stretch and Fold, onderdeel van ‘Republica’, Buiksloterham.

Zou je ons wat meer kunnen vertellen over de ‘super systems’ van MKA en de ontwikkelingen op dit gebied?

Het concept van ‘Super Systems’ speelt een cruciale rol in de toekomst van architectuur en stedelijke ontwikkeling. Super Systems verwijzen naar de uitgebreide netwerken die rondom een gebouw bestaan, zoals bouwkundige structuren, energetische systemen, sociale netwerken, en ecologische aspecten. Deze systemen, die variëren van materiaal en afvalstromen, watermanagement en ecologische systemen, zonne energie en warmte en ventilatie systemen tot programmering, gebouw en community beheer en sociaal kapitaal, zijn integraal verbonden met de ruimte en moeten naadloos met elkaar worden gekoppeld om een duurzaam en veerkrachtig stedelijk milieu te creëren.

De integratie van deze Super Systems is een belangrijk onderdeel van hedendaags architecturaal denken. Het gaat erom dat we verder kijken dan de traditionele bouwkundige elementen en dat we al deze netwerken op een intelligente manier in ons ontwerp integreren. Dit is de reden waarom wij ook landschapsarchitectuur en installatieontwerp steeds vaker en integraler in onze projecten opnemen. Het doel is om ruimtes te creëren die niet alleen functioneel zijn, maar ook voorbereid zijn op toekomstige uitdagingen.

Daarnaast denken wij samen met futuristen, brand strategists, en partners zoals jullie, na over de toekomst van steden, wonen, werken, en hospitality. We werken bijvoorbeeld met trendwatchers die ons helpen om conceptuele scenario’s te ontwikkelen voor onze opdrachtgevers. Deze “Super Future” scenario’s zijn gebaseerd op mogelijke toekomstige ontwikkelingen, zoals het kleiner worden van woningen door stijgende prijzen, stedelijke eenzaamheid, toenemende vraag naar zorg en wellbeing of de impact van AI op de werkgelegenheid.

Deze toekomstgerichte benadering leidt tot het creëren van innovatieve en veerkrachtige ontwerpen. We stellen vragen zoals: Hoe zal de woningmarkt zich ontwikkelen in relatie hybride families? Hoe gaan we recreëren in de steeds meer gestresste stad? Hoe kunnen we woonomgevingen ontwerpen die meebewegen met de levensfasen van bewoners? Hoe zal het (thuis)werken in de toekomst veranderen door technologische vooruitgang en maatschappelijke verschuivingen? Dit soort vraagstukken bespreken we in detail met onze opdrachtgevers en partners, waarbij we scenario’s verkennen en toepassen op specifieke projecten.

Een bijzonder interessante manier waarop we deze toekomstvisies verkennen, is door middel van netwerkdiners. Tijdens deze bijeenkomsten, die plaatsvinden in intieme settings zoals een design studio of in ons atelier in Lissabon, speculeren we samen met experts uit verschillende vakgebieden over de toekomst van werk, wonen, of hospitality. Deze gesprekken zijn niet alleen inspirerend, maar vormen ook de basis voor het ontwikkelen van nieuwe, toekomstbestendige concepten.

Hoewel tijd altijd een beperkende factor is, blijft dit een waardevolle en boeiende manier om onze kennis te verbreden en onze ontwerpen te verrijken met nieuwe inzichten. Als we dit samen verder ontwikkelen, kunnen we niet alleen architecturale concepten naar een hoger niveau tillen, maar ook een substantiële bijdrage leveren aan het vormgeven van de stad van de toekomst.

Wil je meer te weten komen over Marc Koehler?